Andreas Kinneging: Het goede doen is geen keuze, het moet (2024)

Het klopt wel, maar het deugt niet. Maar waarom het niet deugt, ja, dat is nu juist het probleem. Want prostitutie, het is nou eenmaal ook een manier om je geld te verdienen. Maar wanneer je kind voor een dergelijke broodwinning kiest, wordt het toch anders. Het voelt niet goed.

Het is precies dit ongemak dat rechtsfilosoof Andreas Kinneging bij zijn studenten merkt. Hier woorden aan geven, dat lukt ze niet. De mens is nu eenmaal vrij om een beroep te kiezen dat hij of zij wil. In die zin zijn alle beroepen gelijk. Geld verdienen, daar gaat het om. Inmiddels kent Kinneging de reden van het niet kunnen uitdrukken van dit ongemak: zijn studenten spreken vaak maar twee talen, die van vrijheid en gelijkheid. De talen van de Verlichting en de Romantiek. Talen waarin het verschil tussen bakker en prostituee zich niet laat vangen. Dus zullen zijn studenten op zoek moeten naar een andere taal.

Zelf heeft hij deze gevonden: de taal van de Europese Traditie, een taal waarin het niet gaat om vrijheid en gelijkheid, maar om matigheid, wijsheid, rechtvaardigheid en moed. Om het Goede, het Ware, het Schone en de juiste Maat. Een taal die door Plato op schrift is gesteld en is uitgewerkt door Aristoteles, Augustinus en Thomas van Aquino. Een taal die volgens Kinneging superieur is aan de taal van Verlichting en Romantiek.

Een conclusie waarbij de Leidse rechtsfilosoof bepaald niet over één nacht ijs is gegaan. Voor zijn proefschrift, begin jaren negentig, bestudeerde hij de Romeinse rechtsgeleerde Cicero. Zijn doel: aantonen dat Verlichtingsdenkers het een stuk beter wisten dan deze antieke filosoof. Gaandeweg werd hem duidelijk dat het omgekeerde het geval was. Kinneging legde zich daarom toe op het bestuderen van de belangrijkste teksten uit de Oudheid en de Middeleeuwen en schreef verschillende essays over de wijsheden die hij vond. In 2005 leidde dit tot de veelgeprezen bundel Geografie van goed en kwaad, waarin hij de Verlichting ‘de ondergang van de westerse beschaving’ noemt.

Nu, bijna vijftien jaar later, verschijnt zijn magnum opus, waarin hij de taal van de Verlichting en Romantiek afzet tegen die van de Europese Traditie. Zijn belangrijkste conclusie: daar waar de grote denkers uit de Oudheid en Middeleeuwen een pleidooi voeren om maat te houden, verliezen Verlichting en Romantiek de maat juist uit het oog door vrijheid en gelijkheid te verabsoluteren. Het gevolg: een mateloze samenleving, waarin de Verlichting staat voor een eindeloze economische en technologische vooruitgang, zodat de begeerten maximaal bevredigd kunnen worden en de Romantiek voor een nimmer eindigende zelfontplooiing. De mens is op zo’n manier zowel varken als God: gericht op het bevredigen van de begeerten en zichzelf tot maat.

U bent erg negatief over de Verlichting en de Romantiek. Maar leidt het doordenken hiervan noodzakelijk tot de mateloze samenleving zoals u die na 1968 door ziet breken?

‘Ja, dat denk ik wel. Zowel de Verlichting als de Romantiek is in de uiterste consequentie nihilistisch. Als ik studenten vraag of er een absolute maatstaf is voor goed en kwaad zeggen ze bijna altijd nee. Maar vrijheid en gelijkheid dan, vraag ik vervolgens. Ja, die zijn wel absoluut, vinden ze. Maar dat klopt niet wanneer je Verlichting en Romantiek consequent doordenkt. De Verlichting leidt uiteindelijk tot sciëntisme, het geloof in de wetenschap. Daarin bestaan geen waarden. Voor een romanticus bestaan absolute waarden uiteindelijk ook niet, want het gaat erom wat het individu vindt of voelt. Maar de waarheid is niet relatief. Dit is bijvoorbeeld een glas water, en geen glas melk. Bij een rechtszaak moet iemand op ware gronden veroordeeld kunnen worden. Maar wij kennen als mens niet de hele waarheid. Dat is omdat we een wezen in het midden zijn. Wij staan als mens tussen de absolute kennis van waarheid en onwetendheid. Wie zegt dat de absolute waarheid niet bestaat maakt de mens tot maat. De waarheid is een transcendent aspect van de wereld waarnaar de mens zich heeft te richten. Wie dat niet doet, houdt alleen het ik over. Het is als de zondeval. Wat wilden Adam en Eva? Gelijk zijn aan God en vrij van het gebod. Dat is een waangedachte, ze verloren de juiste maat uit het oog.’

Hoe ontdek je nu als mens de juiste maat?

‘De juiste maat is overal. Kijk bijvoorbeeld naar kleding, die kan te groot of te klein zijn. We zijn voortdurend bezig met de maat. Niet te veel, maar ook niet te weinig eten en drinken. Maat houden is dus geen kwestie van intelligentie.’

Is een mens die maat weet te houden een deugdzaam mens?

‘Nee, je kunt maat houden hier niet toe reduceren. De maat is meer. Alles heeft een juiste maat. De maat is als de structuur van de werkelijkheid, deugden zijn de kwaliteiten die de mens moet hebben om maat te kunnen houden.’

Dat is lastig, want de begeerten zorgen er vaak voor dat de mens juist geen maat wil houden.

‘Dat klopt, en hier stuiten we op een mysterie. We weten niet waarom dit zo is, maar één ding is zeker: de mens is gebroken en niet uit zichzelf aangelegd op het Goede. De mens is zondig en mist vaak zijn doel. Dit besef is cruciaal voor een realistisch mens- en wereldbeeld. Precies hier slaan Verlichting en Romantiek de plank mis. Want Hobbes zegt dat de begeerten geen zonden zijn, terwijl Rousseau de erfzonde ontkent en zegt dat er oorspronkelijk niets dan goeds in de ziel zit. Dat is een heel andere boodschap dan die van Plato en Aristoteles. Zij hebben het weliswaar niet over zonde, maar wel over de verkeerde gerichtheid. De mens moet volgens hen ingaan tegen hedonistische neigingen. Bij Paulus, Augustinus en Thomas vindt dit inzicht een verdieping: de mens heeft een ommekeer, een bekering nodig, die begint met het goede inzicht.’

Plato schrijft dat het goede doen gelukkig maakt, terwijl Augustinus benadrukt dat je sowieso het goede moet doen, of je hier nu gelukkig van wordt of niet. Hoe belangrijk is dit verschil?

‘Je moet hierbij scherp onderscheiden, want ook voor Plato is het goede doen uiteindelijk het belangrijkst. Kijk bijvoorbeeld naar de Apologievan Socrates. Maar het klopt: bij Plato liggen het goede doen en het geluk in elkaars verlengde. Die belofte is er bij Augustinus ook, maar hij wijst er nadrukkelijk op dat je bij het doen van het goede niet het geluk als doel voor ogen mag hebben, want dat is eigenbelang. Voor een christen mag het doel van het goede doen daarom niet de hemel zijn.’

Nu zullen er misschien mensen zijn die zeggen: als ik niet naar de hemel ga, waarom zou ik dan het goede doen?

‘Omdat het moet! Daartoe zijn we geroepen. Als ik tentamens na moet kijken, heb ik daar bijvoorbeeld niet altijd zin in. Maar ik moet het wel goed doen, of ik daar nu gelukkig van word of niet. Zo vraagt elke situatie om het doen van het goede. Tegelijkertijd weet je dat je als mens nooit als Christus zult zijn. Pascal zegt: de mens is geen God en geen duivel, hij staat in het midden. Maar de richting is duidelijk. Je voelt daarbij dat je tekortschiet. Wees daarom streng voor jezelf, en vergevingsgezind naar anderen.’

Wat is volgens u de boodschap van het christendom?

‘Zonde en liefde, terwijl u als calvinist waarschijnlijk geloof en genade zult zeggen. Maar ik zie mezelf als middeleeuws christen, in de lijn van Augustinus en Thomas. Zij zien de mens als een wezen in het midden. Hij is niet geheel wetend – dat is alleen God – en ook niet geheel onwetend. De aangewezen plek voor de mens is het geloof, dat tussen weten en niet-weten in ligt. Dat is orthodoxie. Mijn kritiek op post-tridentijnse katholieken én protestanten is dat zij de maat niet houden door het geloof gelijk te stellen met absolute zekerheid. Luther zag het geloofsweten als een hogere vorm van weten dan het gewone weten. Dat zie ik als gnosis en een omkering van Augustinus en Thomas. Zij geloven niet dat de mens absolute zekerheid kent, het blijft een geloof. Dan de genade: ook hier geldt dat de mens het wezen in het midden is: het is niet volstrekte genade en ook niet volstrekte vrije wil, maar zit ertussenin.’

Is het niet zo dat je als christen eerst genade ontvangt, doordat je wordt bevrijdt van zonde en schuld, en daardoor Christus na gaat volgen? Terwijl u schrijft: de navolging van Christus is de gerichtheid op het Goede, het Ware en het Schone.

‘Het begint met de overtuiging dat de navolging van Christus de juiste weg is. Anders begin je er niet aan.

Thomas noemt geloof niet voor niets de eerste deugd. Maar het is niet de kern, het is de eerste sport van de ladder.’

Wanneer ik Augustinus lees, heb ik toch de indruk dat hij gelooft in een persoonlijke God. U lijkt dat niet te doen.

‘Dit persoonlijke zit er bij Augustinus zeker in, in de vorm van de toewending van God naar de mens. Maar een persoonlijke God is bij hem geen antropomorfe God, de man met de baard. God is voor Augustinus iets volkomen geestelijks, het Zijn in de zuiverste vorm, het Goede, het Ware en het Schone. Als christenen zeggen: maar God, dat is Jezus, dan rijst voor mij de vraag: wat bedoel je daar precies mee? Jezus is God in de zin dat hij God representeert op aarde. God, van wie de essentie het Goede, het Ware en het Schone is, waarvan wij geroepen zijn dit na te volgen. De noblesse die in het spreken van de waarheid zit, het opstaan voor ouderen in de tram, maar ook een schilderij van Vermeer of een pianoconcert van Beethoven. Daarin ligt de aanwezigheid van God in deze wereld.’

Ik zou er niet mee kunnen leven. Want in al die sporen van God in deze wereld blijft de wereld gebroken. Dus kan ik niet anders dan hopen op en geloven in een nieuwe wereld die komt.

‘Aan het einde van de geschiedenis? Dat is millenarisme. Augustinus noemt dat in de Stad Godsgebazel. De hemel is, als hij bestaat, wat we hopen, maar niet zeker weten, niet iets in deze tijd en ruimte, maar aan gene zijde. De christelijke grondintuïtie is dat de wereld goed is geschapen door een goede Schepper en dus ook is bedoeld als een plaats waar het Goede gestalte moet krijgen. Maar het Goede kan hier nooit volkomen gestalte krijgen door de gebrokenheid en zondigheid van de mens. Dat is precies zoals het zijn moet, want dit blokkeert zowel utopisme als nihilisme.’

Wanneer we de taal van de Europese Traditie weer willen leren spreken, zullen we Plato, Aristoteles, Augustinus en Thomas moeten lezen, schrijft u. Niet gemakkelijk in een beeldcultuur.

‘Dat klopt. Beelden zijn verslavend, concreet en emotioneel, woorden zijn abstract en temperen de emoties. Woorden zijn nodig om een beschaving in stand te houden. Zeventig procent van de taal is abstract. Denk aan begrippen als rechtsstaat of democratie. De basis van de beschaving is daarom de lezende mens, niet de kijkende mens. Er is dus reden voor somberheid. Maar tegelijkertijd blijf ik hoop houden, anders had ik dit boek niet geschreven. Je hoopt dat het goed gaat, je vreest dat het verkeerd gaat. Dat is de juiste maat voor de mens: wie alleen maar hoopt, gaat achterover hangen, wie alleen maar vreest, wordt wanhopig en fatalistisch.’

De onzichtbare Maat.
Archeologie van
goed en kwaad

Andreas Kinneging.
Uitg. Prometheus,
Amsterdam 2020.
640 blz. € 27,50

Andreas Kinneging: Het goede doen is geen keuze, het moet (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Madonna Wisozk

Last Updated:

Views: 5786

Rating: 4.8 / 5 (48 voted)

Reviews: 95% of readers found this page helpful

Author information

Name: Madonna Wisozk

Birthday: 2001-02-23

Address: 656 Gerhold Summit, Sidneyberg, FL 78179-2512

Phone: +6742282696652

Job: Customer Banking Liaison

Hobby: Flower arranging, Yo-yoing, Tai chi, Rowing, Macrame, Urban exploration, Knife making

Introduction: My name is Madonna Wisozk, I am a attractive, healthy, thoughtful, faithful, open, vivacious, zany person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.